André Kamphuis, Spraakverwarring rond de toren van Babel: zegen of vloek? Een exegetisch onderzoek naar de betekenis en functie van Genesis 11:1-9 (2008)
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar het geschiedde, als [4]zij tegen het [5]oosten togen, dat zij een laagte vonden [6]in het land Sinear; en zij woonden aldaar. 4. Dit is vooral te verstaan van Chams nakomelingen en hun hoofd Nimrod. Zie boven hfdst.10 vs.10. 5. Van de plaats waarheen zij eerst getogen waren, toen zij, om de grote menigte, zich wat moesten verspreiden van het gebergte Ararat, waar de ark rustte. Zie boven hfdst.8 vs.4. 6. Waarin Babel gelegen was. Zie boven hfdst.10 vs.10.